Op grond van dit alles gaan wij een verbintenis aan en stellen die op schrift. Onder de oorkonde staan de namen van onze leiders, van de Levieten en van de priesters. Dit zijn degenen die hun zegel zetten:
Landvoogd Nehemia, de zoon van Chachalja, Sidkia,
en de priesters Seraja, Azarja, Jirmeja,
Paschur, Amarja, Malkia,
Chattus, Sebanja, Malluch,
Charim, Meremot, Obadja,
Daniël, Ginneton, Baruch,
Mesullam, Abia, Miamin,
Maäzja, Bilgai en Semaja.
Dan de Levieten:
Jesua, de zoon van Azanja, Binnuï en Kadmiël, een zoon van Chenadad,
met hun verwanten Sebanja, Hodia, Kelita, Pelaja, Chanan,
Micha, Rechob, Chasabja,
Zakkur, Serebja, Sebanja,
Hodia, Bani en Beninu.
Dan de leiders van het volk:
Paros, Pachat-Moab, Elam, Zattu, Bani,
Bunni, Azgad, Bebai,
Adonia, Bigwai, Adin,
Ater, Chizkia, Azzur,
Hodia, Chasum, Besai,
Charif, Anatot, Nebai,
Magpias, Mesullam, Chezir,
Mesezabel, Sadok, Jaddua,
Pelatja, Chanan, Anaja,
Hosea, Chananja, Chassub,
Halloches, Pilcha, Sobek,
Rechum, Chasabna, Maäseja,
Achia, Chanan, Anan,
Malluch, Charim en Baäna.
De rest van ons volk sluit zich bij deze vooraanstaande volksgenoten aan. De priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, de tempelknechten en alle anderen die afstand genomen hebben van de bevolking van het land en zich op de wet van God hebben gericht, verplichten zich onder zelfvervloeking en onder ede om te leven volgens de wet van God, die door Mozes, Gods dienaar, is gegeven, en om alle geboden, rechtsregels en voorschriften van de HEER, onze Heer, te onderhouden en na te leven. Dit geldt ook voor hun vrouwen, hun zonen en dochters, en voor iedereen die ze kan begrijpen.
Voorts verplichten wij ons onze dochters niet aan de bevolking van het land te zullen uithuwelijken, en hun dochters niet voor onze zonen te zullen nemen. Ook zullen wij de waren en de verschillende graansoorten die de bevolking van het land ons op sabbat te koop aanbiedt niet van hen kopen, op sabbat noch op feestdagen, en elk zevende jaar zullen wij het land braak laten liggen en alle schulden kwijtschelden. Tevens nemen wij als verplichting op ons om per jaar een derde sjekel bij te dragen aan de dienst in de tempel van onze God, en wel voor het toonbrood, de dagelijkse graan- en brandoffers, voor de offers op sabbat, het nieuwemaansfeest en de hoogtijdagen, en voor de heilige gaven, de offers om verzoening voor Israël te bewerken, en voor de overige diensten in de tempel van onze God.